Het gebouw een hartslag geven

Passie voor software en inbedrijfstellen

28 August, 2025

Bij de ingang van Rensen kom ik de goedlachse Roel tegen als hij een doos in zijn auto zet. “Er zit een regelaar in”, zegt hij. “Daarmee kan ik software of apparatuur testen.” Roel is een van de ‘softies’, de softwareschijvers van Rensen. En dat is hij met hart en ziel.

“Ik ben in 2001 bij Rensen gestart. Maar in 2011 begon ik mijn eigen bedrijf. Een soort mini-Rensen zeg maar”, zegt Roel met een lach. “Het was redelijk succesvol en we groeiden naar zestien man personeel. Maar uiteindelijk was ik meer en meer bezig met van alles rondom het bedrijf en niet met software en in bedrijfstellen waar mijn hart ligt. Toen ik besloot eruit te stappen, kreeg technisch directeur Michel van der Leest daar lucht van en stelde voor om een kop koffie te komen drinken.”

Thuiskomen

En zo belandde Roel drie jaar terug opnieuw bij Rensen. “Het voelde weer als thuiskomen. Echt een warm nest.” Op de vraag of hij zijn eigen zaak mist, schudt hij zijn hoofd. “Ik heb ontzettend veel geleerd, maar ik miste echt bezig zijn met software. Dat is het mooiste wat er is. Al weet ik niet hoe ik over twintig jaar door de gebouwen ren”, voegt hij er lachend aan toe.

“Wat er zo mooi aan is? Je begint met niets”, vertelt hij terwijl zijn gezicht oplicht. “Elk gebouw is anders en het is aan mij om ervoor te zorgen dat het klopt. Dat het warm is waar het warm moet zijn, dat verlichting aangaat als iemand binnenkomt, maar ook dat het niet aangaat als er niemand is. Van A tot Z ik moet zorgen dat het klopt. Dat is part one van mijn werk. Part two is het in bedrijfstellen van het gebouw. We gaan het gebouw een hartslag geven, zeg ik dan. In de praktijk gaat dat soms anders dan bedacht en dan moet je snel kunnen handelen. Dan helpt ervaring en kunde. En anders heb ik collega’s”, lacht Roel.

Warm water

“Een tijdje terug waren we bezig in een verzorgingshuis. Op zich moest alles werken, maar ik vertrouwde het niet en ben ’s ochtends vroeg om half zeven naar binnen gegaan om zeker te weten of er warm water was. Ik heb een zwak voor oudjes en het gaat mij niet gebeuren dat ze dan koud water hebben.” Dan schiet hij in de lach. “Maar die extra moeite doe ik niet bij een leeg kantoorpand.”

Bij Roel thuis weten ze hoe hij erin staat. “Als ik werk aan een groot project, zit ik ’s avonds toch televisie te kijken met ook nog de laptop op schoot. Dat wordt helemaal niet van mij verwacht, maar ik kan dat niet laten.” Grinnikend: “op verjaardagen hoor je wel eens mensen verzuchten dat ze morgen weer moeten. Mijn vrouw wijst dan naar mij en zegt dan: daar zit zo’n mafkees die wel graag gaat.”

Dezelfde bloedgroep

Wat Roel betreft is fijn werken vooral een kwestie van waar je de focus op legt. “Je kunt je heel veel storen. En dat gaat in ons werk nogal gemakkelijk. Je staat in de kou want er is nog geen verwarming, of je staat op het dak weg te bakken, er is altijd wat. Dat is wel wat ik geleerd heb met mijn eigen zaak: adaptief vermogen. Je kunt je druk maken of helemaal niet, het resultaat is hetzelfde.”

Waar je Roel ook blij mee maakt is nieuwe collega’s met hem mee op pad sturen. “Die kijken met een andere invalshoek naar hoe ik dingen doe. Maar ik leer ook weer van hen. Het mooist zijn degene met dezelfde bloedgroep. Als er dan één is die zegt: de bak koffie doen we vanmiddag wel. Dan ben ik helemaal verliefd”, lacht Roel. “Dat weet ik: dat is net zo’n vakidioot als ik.”

Eer van het werk

Over dat mensen geen idee hebben wat hij in een pand komt doen, haalt Roel zijn schouders op. “Ik heb eer van mijn werk en ik hoef niet te horen dat het goed is.” Al vindt hij het wel belangrijk dat installateurs en eindgebruikers blij zijn met mijn werk. “Ik hoor liever dat iets niet goed is want dan kan ik er iets mee.” Dan schudt hij lachend zijn hoofd. “Veel mensen hebben geen idee wat we doen. En als ze weten dat we over het klimaat in een gebouw gaan en ze zien ons rondlopen, denken ze al snel dat er iets mis is. Dan ‘voelen’ ze ineens iets. Is het te warm of te koud.” Gelukkig zijn Roel en zijn collega’s er dan om het ‘op te lossen’.